Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Meststoffenwet

 

Artikel 1
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a
grond: dat deel van de bodem dat wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt als voedingsbodem voor planten;
b
groeimedium: materiaal in vaste of vloeibare vorm, niet zijnde grond, dat wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt als voedingsbodem voor planten;
c
dierlijke meststoffen: uitwerpselen van voor gebruiks- of winstdoeleinden gehouden dieren, daaronder begrepen de geheel of gedeeltelijk verteerde maag- of darminhoud van deze dieren en mengsels van strooisel met de uitwerpselen, alsook producten daarvan;
d
meststoffen: dierlijke meststoffen, ongeacht hun bestemming, en producten die zijn bestemd om:
1
te worden toegevoegd aan grond of aan een groeimedium en die geheel of gedeeltelijk bestaan uit stoffen, organismen daaronder begrepen, of mengsels van stoffen, die als zodanig kunnen dienen om grond of een groeimedium geschikt of beter geschikt te maken als voedingsbodem voor planten;
2
te worden gebruikt als groeimedium;
3
te worden gebruikt als voedsel voor planten of delen van planten, voor zover deze producten niet reeds zijn begrepen onder 1° of 2°;
e
verhandelen van meststoffen: afleveren van meststoffen aan handelaren in of gebruikers van meststoffen alsmede het met het oog daarop voorhanden of in voorraad hebben, aanbieden of vervoeren van meststoffen;
f
Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
g
landbouw: akkerbouw, veehouderij - daaronder begrepen elke bedrijfsmatige vorm van houden van dieren voor gebruiks- of winstdoeleinden - , tuinbouw - daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, planten, bloemen en bloembollen - en bosbouw die aan bij ministeriële regeling gestelde regels voldoet;
h
landbouwgrond: grond waarop daadwerkelijk enige vorm van landbouw wordt uitgeoefend;
i
bedrijf: geheel van productie-eenheden bestaande uit één of meer gebouwen of afgescheiden gedeelten daarvan en de daarbij behorende landbouwgrond, uitsluitend of onder meer dienende tot de uitoefening van enige vorm van landbouw, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden;
j
stikstof: stikstof, in welke vorm of verbinding dan ook;
k
fosfaat: fosfor, in welke vorm of verbinding dan ook, vermenigvuldigd met de factor 2,29;
l
hectare: hectare in gemeten maat;
m
tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond: in Nederland gelegen oppervlakte landbouwgrond, die in het kader van een normale bedrijfsvoering bij het bedrijf in gebruik is;
n
veengrond: perceel waarvan blijkens representatieve grondmonsters ten minste de helft van de oppervlakte voor meer dan de helft van de dikte van de grondlaag tot een diepte van 80 centimeter onder het maaiveld bestaat uit veen;
o
zand- of lössgrond: perceel waarvan blijkens representatieve grondmonsters ten minste de helft van de oppervlakte voor meer dan de helft van de dikte van de grondlaag tot een diepte van 80 centimeter onder het maaiveld bestaat uit zand of löss;
p
kleigrond: grond niet zijnde veengrond of zand- of lössgrond;
q
grasland: landbouwgrond waarop gras wordt geteeld dat is bestemd om te worden gebruikt als veevoer;
r
bouwland: landbouwgrond, niet zijnde grasland;
s
mestoverschot: de in een bepaald kalenderjaar geproduceerde, aangevoerde of uit opslag komende hoeveelheid dierlijke meststoffen, die van een bedrijf moet worden afgevoerd om te voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8, en om te voldoen aan artikel 14;
t
varkensrecht: gemiddeld aantal varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, dat op grond van hoofdstuk V in een kalenderjaar ten hoogste mag worden gehouden;
u
pluimveerecht: gemiddeld aantal kippen en kalkoenen, uitgedrukt in pluimvee-eenheden, dat op grond van hoofdstuk V in een kalenderjaar ten hoogste mag worden gehouden;
v
productierecht: varkensrecht of pluimveerecht;
w
concentratiegebied: concentratiegebied Zuid of concentratiegebied Oost als aangegeven in bijlage I.
2
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder bedrijf mede verstaan: een op het Nederlands grondgebied gelegen deel van een in het buitenland gevestigd bedrijf.
3
In het eerste lid, onderdelen n en o, wordt onder perceel verstaan: aaneengesloten, door wegen, waterwegen, sloten, houtopstanden, muren, wallen of anderszins topografisch begrensde oppervlakte grond.
4
Voor de toepassing van deze wet wordt veengrond, zand- of lössgrond, en kleigrond aangeduid op bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde kaarten.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN AU8660, Voorlopige voorziening, AWB 05/862
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    20-12-2005
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Voorlopige voorziening
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    College van Beroep voor het bedrijfsleven
    Wet herstructurering varkenshouderij
  • LJN AW2035, Eerste aanleg - enkelvoudig, 01/01777
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    17-03-2006
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Gerechtshof Arnhem
    Bestemmingsheffing Hoewel belanghebbende beschikt over drie mestnummers is er volgens het hof sprake van één bedrijf, zodat één maal bestemmingsheffing is verschuldigd.
  • LJN AV0547, Hoger beroep, 24-001291-02
    Rechtsoort
    Straf
    Datum uitspraak
    26-01-2006
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Gerechtshof Leeuwarden
    Uit hetgeen verdachte heeft verklaard blijkt, dat hij op zoek was naar een uitbreiding van landbouwgrond met het oog op het zich verwerven van meer mestproductierechten. Dat doel kon hij bereiken door het gaan pachten van grond, die in alle opzichten voldeed aan voormelde definities uit de Meststoffenwet...
  •